Juridisch advies voor ondernemers en organisaties
Wij helpen u om grip te krijgen op uw juridische zaken, zodat u meer tijd en rust ervaart en focus houdt op uw core-business.

Meer informatie

Man kan hoofdverblijf in sociale huurwoning niet bewijzen

Een man huurt een woning van een woningcorporatie. Volgens de woningcorporatie verhuurt de man de woning aan zijn zoon en schoondochter en woont hij zelf ergens anders. De man betwist dit. Het lukt hem echter niet dat te bewijzen in deze zaak voor het gerechtshof Den Haag.

Volgens de huurovereenkomst tussen de man en de woningcorporatie moest de man de woning als hoofdverblijf bewonen. Hij mocht de woning niet verhuren of in gebruik geven aan anderen.

Huisbezoek

Naar aanleiding van een vraag aan de woningcorporatie van de zoon en schoondochter over een te plaatsen muurtje, kreeg de woningcorporatie argwaan. Deze heeft naar aanleiding daarvan huisbezoeken afgelegd. Daarbij werden onder meer in de woning zwangerschapsartikelen aangetroffen. Er werden geen persoonlijke spullen van de huurder gevonden. De schoondochter heeft bij één van die bezoeken aan een extern onderzoeksbureau verklaard dat zij al drie jaar in de woning woont en haar schoonvader bij zijn vriendin in Wassenaar.

Opzegging

Naar aanleiding van de bezoeken heeft de woningcorporatie aan de huurder laten weten de huurovereenkomst te willen beëindigen en dat een juridische procedure kon worden voorkomen als de man de huurovereenkomst zou opzeggen. Dat heeft hij niet gedaan. De kantonrechter van de rechtbank Den Haag heeft vervolgens het verzoek van de woningcorporatie om beëindiging van de huurovereenkomst toegewezen. In hoger beroep krijgt de man van het gerechtshof de gelegenheid te bewijzen dat hij zijn hoofdverblijf in de woning had.

Schoondochter

De man roept daarvoor onder meer zijn schoondochter op als getuige. Zij verklaart dat zij bij het huisbezoek onder druk is gezet en dat haar verklaring dus niet klopt. De schoondochter woonde, zo verklaart zij bij het gerechtshof, met haar schoonvader in de woning. Het gerechtshof vindt haar verklaringen niet overtuigend. Vanwege de familiaire band tussen de schoondochter en de schoonvader acht het gerechtshof het mogelijk dat de dochter zich bij haar verklaring heeft laten beïnvloeden door haar schoonvader. Daarnaast is niet aannemelijk dat de schoondochter onder druk is gezet door het externe onderzoeksbureau of dat haar woorden in de mond zijn gelegd, mede omdat het bureau daar geen belang bij had en het onwaarschijnlijk is dat de onderzoeker wist dat haar schoonvader een vriendin in Wassenaar had.

Objectief

Verklaringen van andere door de man opgeroepen getuigen, zoals buren, zijn volgens het gerechtshof tegenstrijdig of niet geloofwaardig. Daar komt bij dat de man geen objectieve bewijsstukken heeft ingebracht waaruit zijn hoofdverblijf in de woning blijkt. De man had bijvoorbeeld bankafschriften of afschriften van geldopnames bij pinautomaten in de buurt van de woning kunnen laten zien. Of bewijs van bezorging van voor de man bestemde pakketjes en poststukken. De man is hier niet in geslaagd. Daarom staat ook voor het gerechtshof vast dat de man niet zijn hoofdverblijf had in de woning en dat de huurovereenkomst daarom niet meer kan voortbestaan.

ECLI:NL:GHDHA:2025:204

Bron:Gerechtshof Den Haag| jurisprudentie| ECLI:NL:GHDHA:2025:204 200.329.420/01| 17-02-2025
Deel dit verhaal:

Vraag nu een legal scan aan van uw zaak.

Voor al uw juridische zaken.

Vraag nu een scan aan
Stuur bericht
1
Advies nodig?
Heeft u vragen over juridische zaken? Dan kunt u ons ook Whatsappen.